
Hommels hebben een groot lijf, met relatief kleine vleugeltjes. De gewone aardhommel is zwart met gele banden op het borststuk en achterlijf en hij heeft een kenmerkend wit kontje. De tong van de aardhommel is gemiddeld 6,7mm, dat is vrij kort vergeleken met andere hommelsoorten.
Lees verder over geschikte beplanting en schuilplaatsen voor de aardhommel
Beplanting
De aardhommel is een relatief zwaar beestje. Met zijn gewicht kan hij bepaalde bloemen openen om bij de nectar te komen waar andere dieren niet bij kunnen. Ook kan de aardhommel een gaatje maken in een bloem om zo met zijn lange tong naar binnen te gaan en de nectar te eten.
Schuilplaatsen
De gewone aardhommel houdt een winterslaap. Aan het begin van de lente ontwaakt de koningin en gaat zij op zoek naar een geschikte nestplaats. De gewone aardhommel maakt zijn nest onder grond. Ze gebruiken oude gangen van mollen of muizen.
- Beklierde kogeldistel (Echinops sphaerocephalus)
- Loodkruid (Ceratostigma)
- Kardoen en artisjok (Cynara cardunculus en scolymus)
- Rode Zonnehoed (Echinacea purpurea)
- Rode klaver (Trifolium pratense)
- Smeerwortel (Symphytum officinale)
- Slangenkop (Penstemon digitalis)
- Acanthus (Acanthus mollis)
- Helleborus (Helleborus argutifolius)
- Helmbloem (Corydalis solida)
- Herfstanemoon (Anemone japonica)
- Jacobsladder (polemonium)
- Kruipens zenegroen (Ajuga reptans)
- Schildpadbloem (Chelone obliqua)
- Wilde akalei (Aquilegia vulgaris)
- Kerstroos (Helleborus niger)
- Gevlekte dovenetel (Lamium maculatum)
- Waldsteinia (waldsteinia)
- Ooievaarsbek (Geranium rozanne)
- Zilverkaars (Cimicufaga racemosa)