wit transp bij-02

De Rosse metselbij is donkerbruin en te herkennen aan zijn rossige beharing. De bijen worden 8 – 12mm groot. De vrouwtjes hebben zwarte haren op de kop en twee afgestompte hoorns. De beharing op de kop van het mannetje is geel en hij heeft lange voelsprieten. De Rosse metselbij hoort bij de groep solitaire bijen. Ze leven niet in groepen, maar alleen.

Lees verder over geschikte beplanting en schuilplaatsen voor de Rosse metselbij

Beplanting

De Rosse Metselbij heeft een vlak nodig om op te kunnen landen. Ze haalt daarom nectar van bloemen met een landingsvlak, bijv van bloemen uit de composietenfamilie. Het stuifmeel van de mannelijke bloemen bewaren ze tussen speciaal daarvoor bestemde beharing op hun buik. Zo hebben ze een voorraadje.

Schuilplaatsen

Metselbijen maken gebruik van bestaande holtes in bomen en muren om hun eitjes af te zetten. Rietstengels, bamboestokken en bijenhotels worden ook als nestelplek gebruikt. In één holte worden meerdere broedcellen achter elkaar gemaakt en vervolgens dichtgemetseld met een mengsel van speeksel en klei.

  • Meisjesogen (Coreopsis verticillata)
  • Brem (Cytisus)
  • Muurbloem (Erysimum cheiri)
  • Gipskruid (Gypsophila tenuifolia)
  • Tijm (Tymus vulgaris)Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)
  • Gamander (Teucrium chamaedrys)
  • Rozemarijn (Rosmarinus officinalis)
  • Lavendel (Lavendula angustifolia)
  • Zonneroosje (Helianthemum nummularium)
  • Mahonie (Mahonia aquilefolium)
  • Herfstsering (Ceanothus)
  • st Janskruid (Hypericum perforatum)
  • Margriet (leucanthemum vulgare)
  • Sneeuwbal (Viburnum tinus)
  • Blauwe bes (Vaccinum corymbosum)
  • Schijnhulst (Osmanthus burkwoodii)
  • Ooievaarsbek (Geranium rozanne)
  • Hondsdraf (Glechoma)
  • Dovenetel (Lamium maculatum)